Page 22 - mijncité
P. 22

LEvEn in EEn gouDEn kooi
Zo noemden de socialistische vakbonden het leven in deze wijken. Ook buiten de arbeidsuren waren de mijnwerkers immers niet van het alziend oog van de mijnbazen verlost. de mijn beheerde kerken, scholen, hospitalen, ontspan- ningsgelegenheden, onderwijs, verenigingsleven, sport. Ook dokters, onderwijzers, zelfs parochiepriesters waren zowel  nancieel als voor hun huisvesting afhankelijk van de mijn.
Levensmiddelen, kleding, tot zelfs meubels konden in de winkels van de mijn worden gekocht, al was dat geen ver- plichting. de mijn verstrekte hier (duur) krediet, en hield de afbetaling van het loon af. café-uitbaters moesten vergun- ning krijgen van de mijn.
Onder druk van de overheid verleenden de mijnen een aan- tal sociale voorzieningen zoals kinderbijslag, ziekenfonds en gratis verpleging van tijdens het werk gekwetste of ziek geworden arbeiders. Volgens strenge regels werd gratis steenkool voor de huisverwarming verstrekt.
de mijnen richtten sportclubs, muziekmaatschappijen en ‘kringen voor vermaak’ op. Regelmatige deelname werd ‘met zachte dwang’ aangemoedigd. Het hogere personeel, vrijwel uitsluitend Franstalig, had zijn eigen verenigingsleven.
hEt cuLturEEL akkoorD
de overheid zag met onmacht aan hoe de cités uitgroeiden tot gesloten gemeenschappen met vaak schrijnende sociale toestanden. Pas in 1952 slaagden ze er in het zogenaamde cultureel akkoord af te sluiten. dit moest de mijncités openstellen naar de maatschappij en het sociale klimaat verbeteren. dit verdrag bevatte enkele ingrijpende maat- regelen. de arbeiders kregen de mogelijkheid hun eigen woning aan te kopen. Het verplichte systeem van ‘logeurs’ werd afgeschaft. de macht over scholen en kerken werd overdragen aan onafhankelijke schoolcomités en kerk- fabrieken, met  nanciële steun van de mijnmaatschappijen. Het verenigingsleven moest vrij, onafhankelijk en vervlaamst worden. tevens moest het nederlands de voertaal worden, na jarenlange dominantie van het vrijwel uitsluitend Frans- talige bestuur en kader. dit akkoord betekende een sociale revolutie in de mijnwerkersgemeenschap. niettemin zou het nog tot laat in de jaren zestig duren vooraleer de mijnmaatschappijen begonnen met het verkopen van de woningen.
o de directeur-gerant woonde in een villa met kasteelachtige allures, meestal vlak bij de mijn. Voor het onderhoud van huis en park had hij een uitgebreide personeelsstaf ter beschikking.
22


































































































   20   21   22   23   24