Page 16 - mijncité
P. 16
het tuinwijkModel in de liMburgse MijngeMeenten
De eerste mijnbazen kwamen uit de waalse industrie met hun grauwe arbeidersbuurten. het lag niet voor de hand
om voor de huisvesting van hun arbeiders voor het dure tuinwijkmodel te kiezen. was het willen of moeten?
o de mijn van eisden koos van meet af aan voor een ‘cité pavillionnaire’: een wijk van villaatjes in het groen.
DE bEZorgDhEiD van DE ovErhEiD
aan het begin van de de 20ste eeuw was er voor het eerst een woningtekort in Limburg. Met goedkope leningen probeerde de overheid de bouw van volkswoningen te stimuleren. de terugbetalingslasten waren groot en daarom konden enkel de meer gegoede arbeiders hiervan gebruik maken. de overheid gaf ook faciliteiten aan de krediet- en bouwmaatschappijen voor de bouw van werkmanswo- ningen. Zij bouwden daarmee vooral goedkope en uiterst eenvoudige arbeiderswoningen.
Het provinciebestuur was bezorgd dat het woningtekort
uit de hand zou lopen. Het aantal gezinnen groeide snel
en met de opening van de mijnen werden 20 000 nieuwe arbeidsplaatsen verwacht. Zij vreesde het ontstaan van goedkope, ongezonde en overbevolkte arbeiderswijken zo- als die van de waalse industriegebieden. de provincie was bang voor de verloedering van zeden en moraal, en voor de opkomst van socialisme.
er werd gewerkt aan richtlijnen die goede en gezonde wo- ningen konden garanderen. Het provinciebestuur legde in 1906 een modelreglement voor aan de gemeentebesturen. dit bevatte voorschriften voor de minimale breedte van de wegen, de riolering, woonoppervlakte, verluchting, sanitair en zo meer. de gemeenten konden evenwel niet verplicht worden deze op te nemen in hun bouwvoorschriften. Om dit reglement te promoten vond in 1906 een ‘provinciale conferentie voor werkmanswoningen’ plaats.
Hier werd ook een lans gebroken voor de toepassing van het nog nieuwe tuinwijkconcept. Provinciaal architect jaminé werkte hiervoor een aantal ontwerprichtlijnen uit. deze waren deels geïnspireerd door de tuinwijkidee: ge- meenschapsvoorzieningen, logementshuizen, architecturale variatie, breedte en oriëntatie van de straten, ruimte voor privé-initiatief en zo meer. wèl pleitte hij hierin voor rechte straten. dat zou makkelijker zijn om leidingen te leggen maar ook voor politietoezicht.
16