Page 17 - mijncité
P. 17

wonen in het groen was een compleet nieuw gegeven.
de Limburgse minister joris Helleputte zette de mijndirectie onder druk. Hij verbond, voorwaarden aan de goedkeuring van de rooilijnplannen: minimale wegbreedte, de perceels- grootte, en het verplicht aandeel in de oppervlakte voor sociale en openbare voorzieningen. de mijnen mochten de gronden niet doorverkopen, behalve aan de arbeiders die eigenaar wilden worden van hun woning. Hiermee werd wel de gezondheid en de hygiëne van de op te richten wijken gegarandeerd maar het gevaar voor geïsoleerde wijken bestond nog steeds. Men kende immers de voorbeelden
in de waalse industriegebieden. daar hadden patroons de absolute macht over het leven van de arbeiders in handen. Zij waren immers zowel werkgever, huisbaas en beheerder van alle voorzieningen,
Vlak na de eerste wereldoorlog werd de ‘Nationale Maat- schappij voor Goedkope Woningen’ opgericht. Die moest
de strijd tegen de verkrotting aangaan en het bouwinitiatief ondersteunen door middelen te verstrekken aan bouw- maatschappijen voor het bouwen van arbeiderswoningen. de voorwaarden hiervoor stuurden aan op het oprichten van tuinwijken. dit zette de mijnpatroons aan zelf aparte bouwmaatschappijen op te richten. Via die weg konden ze hun wijken naar eigen inzicht oprichten en tegelijkertijd van staatssteun pro teren.
DE kEuZE voor hEt tuinwijkmoDEL
niet alleen de druk van de overheid zorgde ervoor dat de mijnbazen voor het vrij revolutionaire en relatief dure tuin- wijkconcept kozen. diverse andere redenen speelden mee.
Met zijn boek ‘Le cité-jardin’ promootte de Fransman Georges Benoît-Lévy het tuinwijkmodel bij de industrieën in europa. Hij verwierp wel het sociale idee erachter, en hing het beeld op van het tuindorp als een verzameling van villa’s in het groen en een gezonde en comfortabele neder- zetting voor de arbeiders van de industrievestiging. de bindingen van de Belgische mijnen met de Franse industrie hebben wellicht meegespeeld in de keuze van de nieuwe mijnmaatschappijen voor het tuinwijkmodel.
de tuinwijkgedachte werd snel populair in europa. archi- tecten, bedrijfsleiders en beleidsverantwoordelijken brachten studiebezoeken aan de stilaan beroemde engelse voorbeelden. natuurlijk namen ze daar enkel de vormelijke aspecten van over. de socialistische principes van Howard pasten immers niet in het kraam van de mijnbazen.
de mijnbazen wilden ook werknemers van buiten de streek naar het harde labeur in de ondergrond lokken met aan- trekkelijke woongelegenheid. de plaatselijke bevolking had het immers niet erg hoog op met deze nieuwe industrie, en
17


































































































   15   16   17   18   19